De hond in de boekenkast

Kan een hond tegen een kat opboksen? Valt dit in het werkelijke leven niet mee, in de literatuur ligt het zoals met vele dingen anders. We zien weliswaar vaker een schrijver gefotografeerd met een kat op de arm dan met een hond aan de riem, maar dat wil niet zeggen dat er niet op schrift veel over honden is nagedacht en van ze is gehouden.
In De hond in de boekenkast zijn 20 verhalen van auteurs uit binnen- en buitenland opgenomen, meestal roerende blijken van liefde voor hen die een honds bestaan leiden. De Peruaan Arguedas verhaalt van de broodmagere onnozelaar Weeskind, die aan komt lopen op een haciënda waar de haat rondwaart en die het armzalige bestaan van het Indiaanse knechtje verlicht; Thomas Mann beschrijft zijn eerste kennismaking met Bauschan; J.M.A. Biesheuvel brengt een ode aan zijn (inmiddels overleden) hond Mikkie ('Het gekke is dat als ik een angstbui heb Mikkie dat dan onmiddellijk in de gaten heeft. Hij laat zijn staartje zakken en loopt ermee tussen zijn pootjes totdat ik een slaappilletje neem en naar bed ga'); het hele Franse dorp waar Henk Romijn Meijer en zijn vrouw verblijven helpt mee de hitsige Knecht te zoeken die 's nachts niet thuis is gekomen; Roald Dahls held Claud beproeft zijn geluk bij de honderennen; een loslopende hond op een verlaten weggetje in de Ardennen wordt bijna gekidnapt door Ethel Portnoy; Jules Renard vertelt over de dood van de incontinente Dédéche en Adriaan van Dis over het hondje van de koningin-moeder.
De hond in de boekenkast, de tegenvoeter van De kat in de boekenkast, is een ontroerende bloemlezing over mensenliefde, mensenhaat en hondeleed.